Gedragscode Geoffrey Berens Karate Academy

Gedragsregels ter preventie van seksuele intimidatie in de sport voor sportbegeleiders

Geoffrey Berens Karate Academy vindt een veilige fysieke en sociale omgeving voor kinderen, jongeren en (vrijwillige) begeleiders belangrijk. Een van de hulpmiddelen daarbij is het gebruik van een gedragscode. Hierin staat wat wel en niet gewenst is in de omgang tussen begeleiders en jeugdleden.

Veel grenzen in het contact tussen begeleiders en jeugdleden binnen een sportsetting zijn niet

eenduidig. Het ene kind wil even op schoot zitten als het troost zoekt, het andere kind heeft

behoefte aan een aai over de bol en weer een ander kind vindt het niet prettig om

aangeraakt te worden. Hierover kunnen dus nooit precies grenzen worden afgesproken die

voor alle kinderen en in alle situaties gelden. Dat is maar goed ook, want voor veel kinderen

is dichtbijheid en lichamelijk contact een voorwaarde om te groeien. Maar er is wel één heel

duidelijke grens en dat is de grens dat seksuele handelingen en contacten tussen begeleiders

en jeugdleden absoluut ontoelaatbaar zijn!

Daarom hanteren wij als Geoffrey Berens Karate Academy voor de trainers die ingezet worden een gedragscode opgesteld.

De gedragscode vormt een aanvulling op het Wetboek van Strafrecht waarin is

opgenomen is wat juridische grenzen zijn in de omgang met minderjarigen.

  1.   De begeleider zorgt voor een omgeving en een sfeer waarbinnen het jeugdlid zich veilig

        en gerespecteerd voelt

  2.   De begeleider gaat zo om met een jeugdlid dat zijn/haar waardigheid niet wordt aangetast

  3a. De begeleider dringt niet verder door in het privéleven van het jeugdlid dan functioneel

        noodzakelijk is.

  3b. De begeleider gebruikt e-mail, sms/whatsapp en social media alleen om informatie over     

        verenigingsactiviteiten naar jeugdleden te communiceren.

  4.   De begeleider onthoudt zich van elke vorm van seksuele benadering en misbruik ten

        opzichte van het jeugdlid. Alle seksuele handelingen, -contacten en -relaties tussen

        begeleider en jeugdlid tot 18 jaar zijn onder geen beding geoorloofd en worden

        beschouwd als seksueel misbruik.

  5.   De begeleider raakt het jeugdlid niet op zodanige wijze aan, dat deze aanraking naar

        redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard ervaren zal worden.

  6.   De begeleider gaat tijdens kampen en activiteiten met respect om met jeugdleden en de

        ruimtes waarin zij zich bevinden, zoals slaapzalen, tenten, omkleedruimten, douches etc.

  7.   De begeleider beschermt het jeugdlid naar vermogen tegen vormen van ongelijkwaardige

        behandeling en seksueel misbruik en ziet er actief op toe dat de gedragscode door

        iedereen die bij het jeugdlid is betrokken, wordt nageleefd.

  8.   Als de begeleider gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met deze

        gedragscode en bij vermoedens van seksueel misbruik, is hij verplicht hiervan melding te

        maken bij de daarvoor door het bestuur aangewezen personen.

  9.   De begeleider krijgt of geeft geen (im)materiële vergoedingen die niet in de rede zijn.

10.   In die gevallen waar de gedragscode niet (direct) voorziet, of bij twijfel over de

        toelaatbaarheid van bepaald gedrag zal de begeleider in de geest van de gedragscode

        handelen en zo nodig daarover in contact te treden met een door het bestuur

        aangewezen persoon.

© Scouting Nederland, juni 2012

Ondergetekende heeft kennis genomen van de strekking van de gedragscode (gedragsregels en uitleg) en heeft het voornemen om zich als trainer van jeugd volgens die code te gedragen.

Naam:                                                                Handtekening : 

Plaats en datum: 

Toelichting gedragscode 

Veel grenzen in het contact tussen begeleiders en jeugdleden binnen het verenigingsleven zijn niet eenduidig. Het ene kind wil even op schoot zitten als het troost zoekt, het andere kind heeft behoefte aan een aai over de bol en weer een ander kind vindt het niet prettig om aangeraakt te worden. Hierover kunnen dus nooit precies grenzen worden afgesproken die voor alle kinderen en in alle situaties gelden. Dat is maar goed ook, want voor veel kinderen is dichtbijheid en lichamelijk contact een voorwaarde om te groeien. Maar er is wel één heel duidelijke grens en dat is de grens dat seksuele handelingen en contacten tussen begeleiders en jeugdleden die bij ons komen absoluut ontoelaatbaar zijn!

In art. 249 van het Wetboek van Strafrecht staat: Hij die ontucht pleegt met zijn minderjarig kind,

stiefkind of pleegkind, zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde

minderjarige of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte, wordt gestraft met gevangenisstraf van

ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie). Daarnaast is iedere vorm van seksuele

toenadering met jeugdigen beneden de 16 jaar verboden (Wetboek van Strafrecht: artikel 244, 245,

247, 248a, 249). En het afbeeldingen maken van seksuele gedragingen van iemand die nog geen 18

jaar is, is ook verboden (Wetboek van Strafrecht: artikel 240b).

Daarom hebben wij als vereniging voor al onze begeleiders een gedragscode opgesteld. Deze is

opgenomen in het Huishoudelijk reglement en daardoor voor alle leden van toepassing.

In deze gedragscode wordt gesproken over begeleider en jeugdlid. Onder begeleider wordt in de

gedragscode iedereen verstaan die binnen Geoffrey Berens Karate Academy de functie van kaderlid heeft. Jeugdleden zijn de jeugdleden zoals gedefinieerd in het huishoudelijk

reglement.

1. De begeleider zorgt voor een omgeving en een sfeer waarbinnen het jeugdlid zich veilig en

gerespecteerd voelt. Het kind moet worden gerespecteerd. Er mag geen onderscheid worden

gemaakt naar of nadruk worden gelegd op godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras,

geslacht, nationaliteit, seksuele gerichtheid, culturele achtergrond, leeftijd of lichamelijke kenmerken.

Dat betekent dat het kind zich zowel tijdens de activiteiten van de vereniging, maar ook daarbuiten

veilig moet voelen en het gevoel moet hebben dat hij zich – letterlijk – vrij kan bewegen.

Ook worden er geen opmerkingen gemaakt over kleding die kwetsend of als bewust prikkelend worden uitgelegd. De begeleider ziet erop  toe dat jeugdleden niet gepest worden door teamgenoten of anderen en onderneemt actie zodra dit nodig lijkt door bijv. de ouders en bestuursleden te betrekken bij het zoeken naar oplossingen.

2. De begeleider gaat zo om met een jeugdlid dat zijn/haar waardigheid niet wordt aangetast.

Dit betekent dat je een kind / jongere nooit op een manier bejegent die hem in zijn waardigheid

aantast. Je onthoudt je van discriminerende, kleinerende of (seksueel) intimiderende opmerkingen en

gedragingen. Dit geldt tijdens de activiteiten, maar ook daarbuiten, tijdens alle activiteiten die door of

namens de vereniging worden georganiseerd.

3a. De begeleider dringt niet verder door in het privéleven van het jeugdlid dan functioneel

noodzakelijk is. Bij een sportvereniging komt het veel voor dat men kinderen ook kent vanuit sociale

contacten. Maar de begeleider is binnen de vereniging altijd de verantwoordelijke. Binnen de

vereniging gaat het niet om vriendschap of andere sociale relatie, maar om de relatie begeleider –

jeugdlid. Het is belangrijk dat de begeleider zich bewust is van zijn positie, die ook buiten de vereniging

door kan spelen. Het gaat erom dat de begeleider gepaste afstand houdt en niet verder doordringt in

het privéleven van het jeugdlid dan nodig is voor het gezamenlijk gestelde doel (activiteit) van de

vereniging. Bijvoorbeeld: het onnodig vragen stellen over het privéleven, persoonlijke afspraakjes

maken, contact opnemen met het kind buiten de activiteiten van de vereniging om, jeugdleden thuis

uitnodigen (in een één op één situatie), enzovoort. Binnen een vereniging is vaak sprake van verbanden tussen leden die los staan van de contacten binnen de vereniging, zoals bestuursleden of leiding met kinderen op de groep, leiding waarbij jeugdleden ook buurtgenoten zijn e.d. Dit artikel richt zich niet op de contacten die uit deze verbanden komen. Het is wel belangrijk dat de begeleider de lijnen tussen de twee verbanden zo duidelijk mogelijk houdt. Daar waar zijn rol als begeleider van de groep een rol gaat spelen handelt hij in de geest van deze gedragscode.

3b. De begeleider gebruikt e-mail, sms/whatsapp en social media alleen om informatie over      

      verenigingsactiviteiten naar jeugdleden te communiceren.

Andere communicatie via email, sms/whatsapp en social media met een jeugdlid is niet toegestaan, dit omdat deze berichten verkeerd opgevat kunnen worden en de begeleider op deze manier (ongewenst) binnentreedt in het privéleven van het jeugdlid.

4. De begeleider onthoudt zich van elke vorm van seksuele benadering en misbruik ten

opzichte van het jeugdlid. Alle seksuele handelingen, -contacten en -relaties tussen begeleider

en jeugdlid tot 18 jaar zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel

misbruik. De begeleider mag zijn positie en relatie nooit gebruiken voor doeleinden ten eigen nutte die

in strijd zijn met zijn verantwoordelijkheid, of die de grenzen van de relatie overschrijden. Hierbij kan

worden gedacht aan:

© Scouting Nederland, juni 2012

· een seksueel / erotisch geladen sfeer scheppen;

· seksueel getinte opmerkingen en insinuaties, zoals grof taalgebruik of schuine moppen;

· het stellen van vragen over seks, bijvoorbeeld over masturbatie, frequentie en vormen van vrijen;

· het jeugdlid op een niet-functionele wijze bekijken en aanraken waarbij de ogen of handen zijn

  gericht op de geslachtskenmerken;

· bevrediging van de eigen seksuele verlangens.

· alle seksuele handelingen en relaties tussen begeleiders en jeugdleden tot 18 jaar, of met iemand

  met een ontwikkelingsachterstand, zijn ontoelaatbaar en strafbaar volgens artikel 249 Wetboek

  van Strafrecht.

Tussen volwassenen en kinderen / jeugdigen is sprake van een natuurlijk overwicht en dus een

machtsverschil. Een kind kan daardoor zaken moeilijker weigeren, of overzien waar het om gaat. Het

is aan de volwassene om de grenzen te bewaken. Dit geldt ook voor mensen met een

ontwikkelingsachterstand / verstandelijke beperking. De kalenderleeftijd vormt bij hen geen criterium,

maar het feit dat zij een achterstand hebben in de verstandelijke en/of emotionele en sociale

ontwikkeling.

Dit betekent dat de begeleider:

· nooit seksuele toenadering zoekt tot kinderen/jongeren en/of een seksueel of erotisch geladen

  sfeer schept (bijvoorbeeld door het laten zien van porno, of de eigen geslachtsorganen);

· een kind/jongere nooit gebruikt voor bevrediging van de eigen seksuele en/of agressieve

  verlangens;

· nooit (met seksueel gedrag) mag ingaan op verliefde gevoelens, seksuele verlangens of

  fantasieën van het jeugdlid óók niet wanneer hij/zij je daartoe lijkt uit te nodigen, dan wel

  onomwonden uitnodigt;

· wanneer er een erotisch/seksueel geladen sfeer mocht ontstaan, of zou kunnen ontstaan, tussen

  de begeleider en het jeugdlid, de begeleider afstand neemt en de situatie bespreekbaar maakt met

  medeleiding, het bestuur of de vertrouwenspersoon;

· wanneer bij de begeleider gevoelens van verliefdheid, maar ook afkeer of agressie ontstaan t.o.v.

  het kind / de jongere, neemt de begeleider afstand en maakt de situatie bespreekbaar met

  medeleiding, het bestuur of de vertrouwenspersoon.

5. De begeleider raakt de het jeugdlid niet op zodanige wijze aan, dat deze aanraking naar

redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard ervaren zal worden. Uitgangspunt is dat

het jeugdlid het als seksueel getint ervaart. Bijvoorbeeld: het te lang vasthouden van een hand bij

begroeten of afscheid nemen, iemand naar je toetrekken, je tegen het kind / de jongere aandrukken,

een tongzoen geven, aanraken van billen en borsten, enzovoort. Functionele aanrakingen zijn soms

noodzakelijk (een jong of gehandicapt jeugdlid helpen bij het naar de wc gaan) of wenselijk (een

jeugdlid troosten) en mits daar geen misbruik van gemaakt wordt, toegestaan. De begeleider moet er

voor zorgen dat daar waar lichamelijk contact noodzakelijk en functioneel is, dit contact of deze

aanraking niet verkeerd – in de zin van seksueel getint of intimiderend – kan worden geïnterpreteerd.

De begeleider houdt bij lichamelijk contact rekening met grenzen die het jeugdlid aangeeft, leeftijd,

ontwikkelingsniveau, achtergronden, de specifieke situatie en wat maatschappelijk en/of cultureel als

aanvaardbaar wordt gezien.

6. De begeleider gaat tijdens kampen en activiteiten met respect om met jeugdleden en de 

ruimtes waarin zij zich bevinden, zoals slaapzalen, omkleedruimten, douches etc. Met respect

betekent in dit beval bijvoorbeeld dat:

· de begeleider en het jeugdlid bij voorkeur niet met zijn tweeën op reis gaan, maar met bijvoorbeeld

  een extra begeleider of meerdere jeugdleden;

· de begeleider en het jeugdlid in een één op één situatie niet op één kamer slapen; er zijn minstens

  twee begeleiders op een groep kinderen;

· met respect omgaan met de ruimtes waarin de kinderen zich bevinden, betekent dat het jeugdlid

  zich daar veilig moet voelen, zijn privacy gewaarborgd is en sociale controle niet is uitgesloten.

  Hierbij kan onder andere worden gedacht aan:

· niet zonder aankondiging de slaapzaal of tent betreden en bijvoorkeur in gezelschap van een

  andere volwassene;

· de deur of tent open laten staan na het binnentreden, tenzij duidelijk is dat beiden behoefte

  hebben aan een zekere privacy;

. gesprekken met het kind in een neutrale ruimte worden gehouden (niet in kleedruimte,

  slaapkamer of tent).

7. De begeleider beschermt het jeugdlid naar vermogen tegen vormen van ongelijkwaardige

behandeling en seksueel misbruik en ziet er actief op toe dat de gedragscode door iedereen

die bij het jeugdlid is betrokken, wordt nageleefd. De begeleider heeft binnen zijn mogelijkheden

de verantwoordelijkheid voor de veiligheid en het welzijn van het jeugdlid. Indien de begeleider

grensoverschrijdend gedrag signaleert is hij verantwoordelijk het ongewenste gedrag te (doen laten)

stoppen en te zorgen voor de veiligheid van het kind. De begeleider is alert op signalen die kunnen

wijzen op seksueel misbruik / overtreding van de gedragscode.

8. Als de begeleider gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met deze gedragscode

en bij vermoedens van seksueel misbruik, is hij verplicht hiervan melding te maken bij de

daarvoor door het bestuur aangewezen personen. Alle vermoedens of constateringen van

seksueel misbruik moeten worden gemeld. Het kan zijn dat een jeugdlid een begeleider in vertrouwen

neemt en vertelt dat iemand hem/haar misbruikt. De begeleider belooft in een dergelijk geval geen

geheimhouding. Feiten van vertrouwelijke aard, aan jou toevertrouwd, moeten te allen tijde worden

gerespecteerd. Maar wanneer de belangen van het jeugdlid in het geding zijn, dient de begeleider

hiervan melding te maken of tenminste een derde te raadplegen. Indien enigszins mogelijk gebeurt dit

in overleg met het jeugdlid.

9. De begeleider krijgt of geeft geen (im)materiële vergoedingen die niet in de rede zijn. Door

vergoedingen dreigen de objectiviteit van het handelen en de onafhankelijke positie van de begeleider

en die van het jeugdlid in het gedrang te komen. Hierdoor kan een voedingsbodem ontstaan voor

(seksueel) machtsmisbruik.

10. In die gevallen waar de gedragscode niet (direct) voorziet, of bij twijfel over de

toelaatbaarheid van bepaald gedrag zal de begeleider in de geest van de gedragscode

handelen en zo nodig daarover in contact treden met een door het bestuur aangewezen

persoon. Dit betekent dat de begeleider ook alert is op gedragingen die niet direct als seksueel

misbruik of intimidatie zijn te betitelen, maar wel als grensoverschrijdend worden ervaren. Ook in dit

geval is het belangrijk dat passende maatregelen worden genomen, zoals het aanspreken van de

persoon in kwestie. Desgewenst kan de begeleider de in het protocol genoemde personen raadplegen© Scouting